donderdag 23 februari 2012

Kopje onder

Ik zat in bad met een kopje thee. Toen de thee op was, liet ik het lege kopje in het water vallen.
Het kopje was als een bootje dat scheef in het water lag. Ik maakte golven en het scheepje deinde op het woeste water.
Er kwam water in het bootje, maar het bleef drijven.
De golven werden hoger en wilder, en het kopje raakte halfvol. Maar het bleef het drijven.
Het fascineerde me, dat kopje dat niet zonk, maar koppig bleef dobberen.

Ik druppelde er voorzichtig nog wat water bij, net zo lang tot het bijna tot de rand gevuld was. Nog zweefde het in het water, bijna onder water maar nét niet helemaal.
Voorzichtig deed ik er nog wat water bij, en nog een beetje. Nog een paar druppels. En toen opeens, vrij plotseling, zonk het kopje pijlsnel naar de bodem van het bad.
Hetzelfde experiment had ik al eens eerder gedaan, als tienjarig meisje in het ligbad in ons vakantiehuisje op Lanzarote. Ik lag droevig in bad, eenzaam en zwaarmoedig over de zwaarte van het bestaan, en melancholiek door de muziek die in de kamer naast mij op stond  – Dream up, dream up, let me fill your cup. Ik voelde mij verbonden met dat kopje al begreep ik niet helemaal waarom.

Kopjes zijn er in veel soorten en maten. Sommige drijven stabieler dan andere, je hebt fijne, porseleinen tasjes, en je hebt robuuste aardewerken mokken. Sommige lopen halverwege al vol en zinken dan radeloos naar de bodem, terwijl weer andere bijna tot de rand gevuld kunnen worden voor ze ondergaan.
Liefde is soms een soort kommetje: iemand kan gemeen tegen je doen, je afwijzen, je teleurstellen, je pijn doen, kwetsen en je kop langzaam vullen met verdriet en narigheid. Maar zie: het blijft drijven, een hele tijd. Maar er komt een moment, er komt een druppel, hoe klein of spreekwoordelijk die dan ook mag zijn, en die maakt dat het bootje zinkt. En als de liefde kopje onder is, valt er niets meer te redden. Met man en muis vergaat de boel.

dinsdag 14 februari 2012

Gebed

Vanochtend voor het eerst in mijn leven een officieel testament ondertekend. We hebben het voogdijschap nu eindelijk echt geregeld. De notaris was gevestigd in Hoofddorp, zodat ik door een wrede speling van het lot na vele jaren weer in Hoofddorp reed. Ik weet in ieder geval nog steeds heel zeker dat ik geen spijt heb van mijn vertrek uit dit uit de kluiten gegroeide dorp.
De notaris voelde zich duidelijk ongemakkelijk toen ik tijdens het voorlezen van het testament in huilen uitbarstte. 
Leest u maar gewoon verder hoor, snikte ik, maar dat vond hij blijkbaar ongepast en hij stopte en zei dat ik mijn tijd moest nemen. Misschien is het wel wettelijk verboden om testamenten voor te lezen als de erflater er doorheen huilt. 
Hij probeerde me op te beuren met een verhaal over een nog jongere moeder, ongeneeslijk ziek en met twee jonge kinderen voor wie hij onlangs ook een testament had gemaakt.

Op de terugweg kwamen we langs de Rooms Katholieke kerk en ik bedacht me opeens dat ik daar even wilde stoppen. 
We parkeerden en liepen naar het kerkhof achter de kerk. Ik wist nog precies in welke hoek van het kerkhof het was. Toen ik aan de Kruisweg woonde, fietste ik er bijna dagelijks langs en ging vaak even kijken. 
Nog altijd staat er geen steen. Ik twijfelde over de plek, omdat er vlak naast elkaar twee graven waren zonder steen. 
Een oudere, gebogen man opende net de voordeur van de kerk en vroeg of we binnen wilden komen. 
Even later zat ik op een bankje achterin de kerk. De kerk was afgeladen geweest, de dag van Setty's begrafenis. 
De man wilde wel met ons zoeken naar de goede plek nadat we hem twee keer hadden verteld dat we twijfelden welk graf het was. Hij bleek hardhorend. Hij zou hulp vragen aan de heilige Antonius. Zijn eigen doopnaam was ook Antonius, dus we zouden het zeker vinden, en dan zouden we bidden bij het juiste graf.
We liepen over het pad terug naar het kerkhof. Na afloop van de dienst waren we in dikke, langzame, huilende rijen langs het graf geschuifeld.
Het regende toen. Nu miezerde het een beetje. 
Na enig overleg met Antonius waren we er zeker van welk van de twee graven het was.
Antonius keek me loensend aan en vroeg of hij met het gebed zou beginnen.
Ik knikte door mijn tranen. Op zijn wang groeide een rare haar zag ik. 

Antonius begon zijn gebed:
Lieve Heer
hier liggen drie kinderen
we willen U niet hinderen
zij zijn bij U in de hemel
zoals deze twee mensen
die naast mij staan ook op een dag wensen 
te zijn
de kinderen zijn bij U op een goede plek
Lieve heer wij staan hier te bidden
en niet te smeken of te preken
Ik bid voor de drie kinderen
en voor deze twee mensen naast me
Laat ze niet scheiden
want scheiden doet niet verblijden, 
nee, scheiden doet lijden
geef deze mensen, hun wensen
een broodje van Kootje
En lieve heer, als toetje
doen we nog een Maria-weesgegroetje.
Amen.

Na het weesgegroetje hebben we kaarsjes in de kerk gebrand, samen met Antonius ('zeg maar Eddie, hoor'), kerkbewaarder en vinder van verloren zaken. 

zaterdag 11 februari 2012

Geur

Als ik weer thuis ben na een ziekenhuisbezoek, vind ik de geur van de pleister op de plek waar het infuus heeft gezeten onverdragelijk. Ellendig en doodmoe op de bank, maakt die geur me bijna woedend.  Gistermiddag ook. Laatste keer in AMC, ik ben overgestapt naar andere oncoloog in ander ziekenhuis. Ik was zo moe. En ik had buikpijn die maar niet weg ging, en zo erg was dat ik alleen maar wilde slapen – maar dan wel zonder dat vieze geurtje. Om acht uur lagen we met zijn vieren in ons grote bed (Swip was uit logeren), rijkelijk besmeerd met Rituals eucalyptus massageolie en VapoRub, om ieder zweempje ziekenhuislucht te verdoezelen.

De geur van de kindertjes toen ze klein waren, melk en honingkoekjes, kan ik me precies herinneren, maar ik zou hem zo graag weer eens ruiken. Of de geur van Klaas in zijn nek, toen ik voor de eerste keer naast hem wakker werd.

Vandaag hoorde ik van een familielid dat ik in 30 jaar niet heb gesproken, dat ik toen ik een peuter was dagelijks bij mijn opa en oma in hun wasserij afgeleverd werd. Ik zou kunnen zeggen, dat ik tegelijk met de vuile was werd gebracht, maar dat weet ik niet zeker.
Ik stond daar in een box tussen de reuze wasmachines en de pakken wasmiddel op muziek van de radio te dansen. In de kast heb ik nog een houten kleerhanger met het opschrift 'Tel. 741259 - Chem. Wasserij "Moderna" - Sumatrastraat 216, Amsterdam'.
Ooit heeft een dj na een optreden van ons bandje een poging gedaan mij te versieren; hij schreef zijn telefoonnummer en adres op een bierviltje. Het adres was hetzelfde als dat van wasserij Moderna. Ik vond het onfatsoenlijk in te gaan op avances van iemand die in de oude wasserij van mijn grootouders woonde – al speelde het zeker ook een rol dat ik de dj in kwestie een vreselijke druiloor vond. En dat hij de verkeerde aftershave gebruikte.

Chem. Wasserij Moderna: het verklaart wellicht de gelukzalige opwinding die ik nog steeds heb het bij het openen van pakken wasmiddel, en zelfs mijn plezier bij het doen van handwasjes op vakantie. Of het verheerlijkt rondlopen in de mega-supermarkten met een overdaad aan merken, varianten en geurtjes die de wasmiddelenfabrikanten maken.  En dan mijn absolute favoriete geur Savon Marseille inslaan. Misschien was dat wel het huiswasmiddel van stomerij-wasserij Moderna, en heeft die geur zich diep in mijn olfactorische geheugen gegrift.

Niet zolang geleden pakte ik een handdoek uit de vakantiekast en rook er aan; het wasmiddel uit Spanje! Ik was weer in Cáceres, in de gammele washokken, naast twee Spaanse vrouwen shirts en onderbroeken aan het wassen in de brandende zon, en het maakte niet uit dat ik kletsnat werd en dat op de hand wassen op een ribbelbord eigenlijk rotwerk is. Volstrekt gelukkig tussen het natte, schone wasgoed.  Hoe simpel kan geluk zijn.

woensdag 8 februari 2012

Herinnering

Valentijn doet deze week Cito-toets, en dat overschaduwt op prettige wijze alle andere zorgen. We maken al twee dagen stevig ontbijt met verse croissants, toastjes met gebakken ei en verse jus, want, had zijn juf gezegd, een goed ontbijt is belangrijk. (Dat wij dat al jaren tegen hem zeggen, is hem blijkbaar niet opgevallen). En voor mezelf een bakje Brinta want sinds het zo koud is, heb ik onweerstaanbare trek in slappe pap met een beetje suiker erover.

Vanmiddag zijn Valentijn en ik samen gaan lunchen in een duistere pizzeria hier vlakbij. De keuze van de eetgelegenheid was vooral bepaald door het feit dat Valentijn het allermeeste van pizza houdt en dit de dichtstbijzijnde pizzeria was – op behapbare loopafstand voor zieke moeders; hooggespannen culinaire verwachtingen had ik er niet van (al zitten er volgens Johannes van Dam in dezelfde straat een paar goede restaurants – dit was er in ieder geval niet een van).
We waren de enige klanten en zaten aan een tafeltje bij het raam.
Ik keek naar Valentijn, die gelukzalig zijn pizza met pikante worst zat te eten. We hadden het over de Cito-toets, over de middelbare school, over thuis; ik zag zijn dromerige blauwe ogen, zijn bleke sproetjes, zijn rode haren en probeerde uit alle macht zijn mooie gezichtje in me op te slaan, en voor altijd te onthouden. Voor altijd onthouden. Ik moest vreselijk vechten tegen mijn tranen bij die gedachte, omdat ik al die dierbare herinneringen aan zijn lieve gezicht nergens mee naar toe kan nemen.
De muziek op de achtergrond hielp niet erg: Julio Iglesias, Heart, Bryan Adams – de ene na de andere tearjerker kwam voorbij.

We zouden eigenlijk nog een passer voor hem kopen op de terugweg, maar ik was te moe. Doodmoe. Thuis ben ik in bed gaan liggen om even te slapen, maar ik moest onbedaarlijk huilen. Met uithalen en hevig snikken. Dat had ik al weken niet meer gedaan. Ik realiseerde me opeens weer dat ik er straks gewoon niet meer ben. Dat ik geen iPhone kan meenemen waarop ik foto's en filmpjes kan bekijken waarop we lachend met zijn vijven staan. Dat ik niet na een tijdje weer terugkom.

Ik heb net citroentaart gebakken, voor morgen op school, als de Cito-week klaar is. Valentijn's lievelingstaart. Ik hoop dat hij zich onze lunch en de taart voor ons allebei herinnert, later.

zaterdag 4 februari 2012

Op reis

Het is nog ver weg, maar ik heb een enorm zomervakantiegevoel. Ik probeer voor we vertrekken altijd zo veel mogelijk af te krijgen en het huis op te ruimen. Ik probeer ons huis te bekijken door de ogen van een ander, de oppas of zoals afgelopen zomer, ons huizenruilgezin. 
Weer nieuwe opbergdozen bij de Hema kopen (waar blijven al die dozen toch?) en de boel netjes ordenen. De keukenkasten uitspitten (heb ik die koekjesspuit ooit gebruikt en moet dat vergiet met afgebroken handvaten niet eens weg? Of misschien is dat nog handig voor in de kampeerkrat?), de kledingkasten opruimen (heb ik deze rok het afgelopen decennium aangehad? – Pas ik hem überhaupt nog?) en alles netjes opvouwen (resultaat is meestal maar beperkt aantal dagen zichtbaar), kinderkleren kritisch bekijken (Valentijn past een shirt maat 110 echt niet meer en eigenlijk is er niemand in huis die het nog past). 
Het levert elke zomer minstens vier vuilniszakken overbodige ballast op. Daarna het huis eens een keer grondig schoonmaken. Oók de bovenste plank in de stellingkast in de gang, en zelfs onder de ladenkast in de kinderkamer (daar is het vermiste gedroogde kikkertje!). En ondertussen nog opdrachten afmaken, mailtjes beantwoorden die al vier maanden in mijn mailbox gemarkeerd staan, mijn bureau opruimen, administratieve lijken uit mijn postbakje vissen en alsnog afhandelen (een methode is: in de prullenbak gooien en hopen dat er nooit meer iemand naar vraagt).
Soms bekroop me dan het gevoel dat het wel leek alsof ik nooit meer terug zou komen, en dat ik alles overzichtelijk en supernetjes wilde achterlaten. 
Die ene week voor de zomervakantie, als we vijf of zes weken op pad gaan met zijn vijven in ons busje, dat is mijn ultieme opruim- orden- en afmaakweek.

En nu lijkt het wel alsof mijn hele leven een grote opruim- orden- en afmaakweek is.
Afgelopen week mijn klerenkast opgeruimd met vriendin H. Stapeltje wat weg kan, stapeltje voor Lulu later, stapeltje met nog nader te bepalen bestemming. Zomerjurkjes waren heikel punt. Ik zag ze, en hoopte dat ik ze allemaal nog een keer zal aantrekken, komende zomer.

Mijn dagboeken, oude agenda's, aantekeningen, kladjes, schriftjes, inspiratieknipsels, brieven, bestanden op mijn macje – normaalgesproken vroeg ik me af: is dit leuk om te bewaren en ga ik hier later nog iets mee doen? Ga ik dit later nog eens bekijken? Nu vraag ik me af wie het gaat bekijken, en of ik niet een fikse voorselectie moet maken en een heleboel moet weggooien om anderen straks een hoop werk te besparen.

Ik ruim op voor vertrek, maar ik ga helemaal nergens heen. 

Wat verlang ik ernaar om straks weer bij onze tent te zitten, met Klaas en de kinderen, met minimale bagage en mijn macbookje. Misschien neem ik dat wel mee op reis, en ga ik een reisblog bijhouden.