maandag 28 mei 2012

Wachtkamer (II)

De oncoloog vond het zorgelijk, de pijntoename de afgelopen week, twee heel slechte dagen en dat in combinatie met verhoogde leverwaarden in mijn bloed; hij kon eigenlijk niet veel anders verzinnen dan dat de tumor moest zijn gegroeid.
Met tranen in mijn ogen keek ik naar het schermpje waarop mijn bloeduitslag te lezen was, en stemde in met zijn voorstel om zo snel mogelijk een CT-scan te laten doen. Ik probeerde nog opgewekt ‘Nou ja, in ieder geval geen chemo dus vandaag’ maar niemand moest er erg om lachen.
Ik kon meteen terecht voor een scan en nog geen twee uur later zaten we weer in de wachtkamer van de oncoloog te wachten tot hij de uitslag binnen had.

Er kwam een man alleen de wachtkamer binnen.
Hij meldde zich bij de receptie. Hij kwam ook voor ‘mijn’ oncoloog. Zijn vader was patiënt geweest en hij wilde de oncoloog even dag komen zeggen en bedanken.
Hij vertelde aan de receptioniste dat zijn vader een paar weken geleden was overleden.
Dit leek mij een ongunstig voorteken, en zenuwachtig greep ik een tijdschrift uit de stapel achter me.
Hij zei dat zijn vader rustig en met relatief weinig pijn was gegaan.
Mijn maag kneep zich samen. Gegaan? Waarheen?! En hoezo relatief weinig pijn? Ik wil helemaal geen pijn!
Zijn vader was altijd erg tevreden geweest met de oncoloog. In de bijna vier jaar dat hij onder behandeling was geweest.
Vier jaar! Dat zou ik al heel fraai vinden. Om te beginnen dan. Je moet grote doelen stellen, las ik onlangs. Met grote doelen mis je minder snel. Vier jaar dus, op zijn minst. Met, vooruit dan, relatief weinig pijn.
Ik deed mijn best niet verder te luisteren en me op de Margriet die op mijn schoot lag te concentreren, maar ik hoorde alles.
Over de uitvaart die heel mooi was geweest. Dat het met zijn moeder wel aardig ging, dacht hij, maar ze was nogal een binnenvetter.

Ik vroeg me af of Klaas op een dag ook langs zal gaan bij de oncoloog om hem te bedanken voor zijn goede zorgen en te vertellen over de uitvaart. En of dat al snel zou zijn.
Straks krijgen we de uitslag en vertelt de oncoloog ons dat het helemaal mis is.

De man met de overleden vader mocht eerst naar binnen. De oncoloog knikte ons bemoedigend toe dat we nog even geduld moesten hebben.

De scan bleek redelijk gunstig. Alles is nog steeds stabiel. De wereld draait nog, de zon schijnt.





donderdag 24 mei 2012

Ontboezeming

Als je ongeneeslijk ziek bent, zijn mensen soms onverwacht openhartig.
Onlangs deed iemand die mij interviewde over mijn blog, muziek en ziekte mij allerlei intieme ontboezemingen waar ik helemaal niet op zat te wachten.
We hadden ongeveer drie minuten ervoor kennis gemaakt toen hij vertelde dat hij vader ging worden van een tweede kind.
Ik zat me nog af te vragen of hij iets geels had gegeten, of dat hij permanente aanslag op zijn voortanden had, dingen die je je wel vaker afvraagt als je iemand net hebt ontmoet.
Het was nog heel pril, nog maar 7 weken dus ik mocht niets verder vertellen.
Meestal is zwangerschapsnieuws een heugelijke mededeling, maar in dit geval vond ik het best onsmakelijke informatie omdat ik de voor-de-tweede-keer-aankomend-vader aangekleed al redelijk onaantrekkelijk vond, de gedachte aan deze man naakt in de buurt van een vrouw met als doel kindertjes maken vond ik zonder enige twijfel in de categorie TMI* vallen.

De huwelijkse perikelen en gebruikte standjes bleven me gelukkig bespaard, maar er kwam nog meer. Als hij voor de tweede keer vader was geworden, ‘jahaa, ik ga er maar even van uit dat het gewoon goed gaat met die tweede, haha,’ zei hij er betrapt lachend bij...  Al konden het er natuurlijk ook twee zijn, want tweelingen kwamen heel veel voor in zijn familie, vertrouwde hij me toe terwijl hij naar buiten keek.
Ik probeerde me uit alle macht te concentreren op de muntblaadjes in het glas voor me om visioenen van een kamer vol onaantrekkelijke tweelingen uit mijn gedachten te bannen.
Maar als dat tweede kind er was... dan ging hij er een knoop in leggen.
Eerst dacht ik nog even aan een knoop in het kind, maar toen de volle intimiteit van de mededeling tot me door was gedrongen, had ik geen zin meer in mijn muntthee en keek ik hem geshockeerd aan.
‘Ja, haha, dat kan ik wel tegen jou zeggen, zullke persoonlijke bekentenissen,’ zei hij geruststellend, ‘want ik zie jou toch nooit meer, haha.’






*(too much information)  

woensdag 23 mei 2012

Kado

Kanker is een kado.
Dat stond op een poster in een Amerikaanse tv-serie. Het stond er niet in het Nederlands natuurlijk, maar er stond ‘Cancer is a gift’. De poster hing in een lokaal waar een praatgroep voor mensen met kanker in een kring bij elkaar zat.
Kanker is een kado.
De mensen van de praatgroep hadden zichzelf en elkaar wijsgemaakt dat kanker iets goeds was dat ze was overkomen. Want hierdoor hadden ze mooie inzichten in het leven gekregen.  Dat kan ik bevestigen. Prioriteiten in het leven worden glashelder, en het groen van ontluikende blaadjes lijkt nu nog groener en frisser.  Als je kanker hebt en weet dat je vermoedelijk binnenkort dood gaat – en ik zeg met nadruk vermoedelijk – komen alle indrukken intens en in hun puurste vorm binnen.
Kanker maakt dat je geniet van het leven – zo lang het nog duurt – dat je onbevangener houdt van mensen waar je al van hield, en dat je iedere dag als een geschenk beschouwt. Dat is waar.

Ik heb nog nooit zoveel kado’s uitgepakt als het afgelopen halfjaar.
Glanzend papier van boeken gescheurd, bloemetjespapier van kristallen engeltjes getrokken, strikken van juwelendoosjes met klavertjevier-ketting of oorbellen afgehaald. Ontroerd wikkels van chocoladerepen en –bonbondoosjes  geschoven, lachend het transparante folie van badschuim  of zeepjes gehaald  en cd’s uit knisperend kadopapier gehaald.
Het voelt bijna alsof ik al een halfjaar non-stop jarig ben. Een feest van onbevangen liefde, vrolijke slingers, kado’s en genieten geblazen. De chemo, bijwerkingen, paniekaanvallen, ziekenhuisbezoeken, pijn, pijnstillers, verdriet, woede, huilbuien, doodsangst en andere ellende even buiten beschouwing gelaten.

Kanker is een kado.
Ik weet niet van wie dit prachtige kankerkado afkomstig is, maar als diegene het bonnetje nog heeft...





zondag 20 mei 2012

All good things must come to an end...

(for Marta, instead of google translation)
We’re in our hideaway place in Belgium.
We have had a wonderful three weeks, in spite of lack of sunshine and too much rain.
But now our bags are packed and ready to be loaded into the van.
It’s time to go home.
Klaas and I have recorded five songs, made two movies and have written two new songs.  We have cycled and walked with the kids, we went to a playground and even had a sort of a swim in a horrible cold lake nearby.
We went to a restaurant and we’ve visited Antwerpen. Sat in the garden, lingered in the bathtub and reposed in front of the fireplace.
Once in a while there was a sobering stomach ache or sadness. For no reason, out of the blue.
We went to a wedding and a filmcrew that’s making a documentary about us came over.
We’ve celebrated Swip’s birthday, have had visits a couple of times, cooked our own meals, and baked a lot of cakes. I have taught Valentijn and Lulu how to bake a chocolatecake: I made them repeat the ingredients (butter, dark chocolat, sugar and eggs, pinch of salt), the amounts (everything in equal portions 1:1:1:1) and the preparation (melt butter and chocolate, whisk sugar and egg yolks, mix everything, then carefully spoon in the whipped egg whites) so I was sure they had memorized it.
I made them repeat everything while the cake was baking for half an hour in the preheated oven at 175 degrees. Everybody should know a good chocolate cake recipe. It may come in handy to have a recipe ready, if not to celebrate something or to conquer someone’s heart then at least to soften the ache of your own broken heart or to temporarily forget other misery and catastrophes in your life. Or just for no reason: nothing wrong with having chocolate cake on a ordinary weekday with no apparent reason whatsoever. Just for the sake it.


I would really love to stay here forever, in our shelter, away from everything. Away from hospitals, doctors, people, chemo and the cold reality.
One more cup of tea and we’ll have to go. Tomorrow it’s back to school again for everyone.
One more cup of tea and we’re heading back to our everyday life, which isn’t so familiar and everday anymore, and will never ever be so again.
I would really love to stay a little bit longer.

Vakantie

De afgelopen drie weken waren heerlijk, ondanks dat er weinig zon was en veel te veel regen.
Maar nu staan de tassen klaar om in ons busje geladen te worden.
Het is tijd om naar huis te gaan.
Klaas en ik hebben vijf nummers opgenomen, twee filmpjes gemaakt en twee nieuwe nummers geschreven.
We hebben gewandeld en gefietst met de kinderen, we zijn in een speeltuin geweest en hebben zelfs soort van gezwommen in een afschuwelijk koud meertje hier in de buurt. We zijn uit eten geweest en we hebben Antwerpen bezocht. In de tuin gezeten, in bad gedobberd, voor de haard gebivakeerd.
Soms was er opeens ontnuchterende buikpijn of verdriet. Zo maar, uit het niets.
We zijn op een bruiloft geweest, en er is een filmploeg langsgeweest die een documentaire over ons maakt.

We hebben Swips verjaardag gevierd, we hebben paar keer bezoek gehad, we hebben zelf  gekookt, en veel taarten gebakken. Ik heb Valentijn en Lulu geleerd hoe je een chocoladetaart moet bakken: ze moesten de ingredienten (pure chocolade, boter, suiker en eieren, snufje zout), de hoeveelheden (alle verhoudingen 1:1:1:1) en de bereidingswijze steeds herhalen (boter en chocoade smelten, , eidooiers en suiker kloppen, alles door elkaar heen en dan stijfgeslagen eiwitten erdoor spatelen) zodat ik zeker wist dat ze het echt onthouden hadden. Kleine overhoring toen de taart een halfuurtje in de voorverwarmde oven op 175 graden stond.  Ieder mens behoort een goed chocoladetaart recept te hebben tenslotte. Dat komt altijd van pas in je leven. Als het niet is om iets vrolijks te vieren of iemands hart te veroveren, dan wel om het verdriet van je eigen gebroken hart te verzachten of andere ellende en rampspoed even te vergeten. Of gewoon zomaar: niks mis met chocoladetaart op een doordeweekse dag zonder aanwijsbare reden.

Ik zou eeuwig willen blijven, een permanent onderduikadres, ver weg van alles. Ver weg van ziekenhuizen, dokters, mensen, chemo en de koude werkelijkheid.
Nog een kopje thee en dan moeten we gaan. Iedereen moet morgen weer naar school.
Nog een kopje thee en dan moeten we weer terug naar ons gewone leven, dat niet meer ons gewone leven is en dat ook nooit meer zal worden.
Ik zou zo graag nog even willen blijven.



Some say

A brandnew Emma Peel song written and recorded at Meerle.
Filmed and directed by promising young director Swip ten Holt!


 
http://www.youtube.com/watch?v=ZoYHEr7kTpk&feature=youtu.be

Some say the present is
a precious little gift
the past and future are just
weights that you must lift

you hope for sunny days
but all you see are clouds
you have no hand in fate
get your umbrella out

just try to be here without sorrow
tomorrow is just so far away

you may curse the stone
that caused you so much pain
but water flows and you will
never meet again

you wish for tearless days
you dream of endless smiles
but pain and effort seem to
make it all worthwhile

and if it starts to rain in your heart
wear a raincoat and a hat

dinsdag 15 mei 2012

Liefdesverklaring

Haar laatste bezoek is vier maanden geleden. 
Van tevoren had ik uit voorzorg bij de apotheek nieuwe migrainepillen gehaald. Ik had me mentaal voorbereid op een zware middag, dus het kon eigenlijk alleen maar meevallen. En erger dan de bijwerkingen van een stevige chemo kan zo'n middag toch niet zijn, leek me.

Het eerste halfuur was het nog quasi-gezellig, koetjes en kalfjes. Ik kreeg fruit, de kinderen krasloten. Klaas had taart gehaald, maar ze wilde geen taart, en ook geen koffie of thee trouwens. Dat maakte het bezoek een beetje ongemakkelijk.
We keken naar muziekschoolrapporten van Lulu (uitsluitend zeer-goedjes) en Swip (geen cijfers, maar wel de vermelding dat hij zeer muzikaal is, en ook lief en geïnteresseerd maar dat hij niets doet. Maar dan anders geformuleerd).

Toen ik even met haar alleen aan tafel zat, vertelde ik haar dat ik die week bij een vermaarde familietherapeute was geweest. Om te praten over mijn relatie met haar. 
Die therapeute heb ik cadeau gekregen. Nou, uiteraard niet als persoon, maar in de vorm van een paar sessies naar aanleiding van een van mijn blogs.
De therapeute heeft een positieve aanpak; familie is je grootste goed, filter uit al het lelijks en akeligs wat gezegd wordt de pareltjes. Dus uit het woedende telefoongesprek twee weken voor haar bezoek –  in feite één doorlopend verwijt aan mij, hoe durf ik dood te gaan! – was haar boze, kribbige opmerking dat 'ik best mocht weten dat ze iedere minuut aan me dacht' een 'pareltje' volgens de therapeute. Een liefdesverklaring. 
Zo voelde het niet; ik vroeg me vooral af waarom ze dan niet wat vaker belde, maar misschien zie ik de wereld te simplistisch.
De familietherapeute zei – bijkans handenwrijvend bij het vooruitzicht – dat ik haar mocht meenemen naar de volgende sessie. Dat leek me wat hoog gegrepen, maar mensen zijn erg welwillend tegenover ongeneeslijk zieken heb ik gemerkt, dus ik dacht 'Komaan, ik vraag het haar gewoon'.

Bij de laatste lettergreep van het woord familietherapeute snauwde ze al pinnig 'Nee'. En toen ik mijn vraag had toegelicht – ik wil niet in mijn laatste maanden zoveel wrok in onze relatie hebben – stond ze op om haar jas te pakken. Met haar jas aan sleepte ze me nog mee in een onduidelijk welles-nietes spelletje over vroeger, en de jongens, die in de kamer ademloos stonden te luisteren, zeiden later, diep onder de indruk, dat het wel dissen leek, alsof we rappers waren. 
Met een klap smeet ze de deur achter zich dicht, mij enigszins verbouwereerd achterlatend. Maar ook weer niet zo heel erg want ik ben inmiddels wel wat gewend. Eelt op je ziel, heet dat geloof ik.

Ik denk dat het qua energie het beste is als ik er geen tijd in steek. Maar ik vraag me ook af hoe je dat het best doet, ergens geen tijd in steken. 

zondag 13 mei 2012

Vreemd bed


Vrijdag was er een bruiloftsfeest van vrienden in de tuin van de ouders van de bruid. Heel lief kwamen ze me zeggen dat ze voor mij een bed hadden opgemaakt zodat ik tussendoor even een uurtje kon slapen. Als ik dat wilde.
Ik wuifde het aanbod aanvankelijk nonchalant weg, maar na de prosecco en de bruidstaart, en ruim voor het diner zou beginnen, lag ik opeens toch in een onbekend bed tussen knisperende lakentjes en hoorde ik de geluiden van buiten langzaam wegzweven. Een lome slaap kwam over me, en het voelde zo vertrouwd, in een vreemde slaapkamer, in iemand anders bed te liggen.

Als je als enig kind opgroeit, breng je heel wat tijd door in vreemde bedden.

Bij etentjes werd ik vaak in Het Grote Bed van het gastechtpaar gelegd.
Ik vond het heerlijk, weg uit de rokerige, saaie grote-mensen-ruimte en in een vreemde, koele slaapkamer. Zo vaak kom je niet in de slaapkamer van volwassenen als kind – en als volwassene trouwens ook niet – en ik vond het tegelijkertijd eng en leuk om alleen te liggen in een schemerige ruimte, met in de verte eet- en drinkgeluiden en gedempte gesprekken.
Een onbekend bed met vreemde geurtjes. De beste slaapkamers waren de slaapkamers waar parfumflesjes en potjes op het nachtkastje stonden waar ik dan heel stilletjes aan kon ruiken. Soms lag er een pijama onder een van de kussens. Een Vlucht Regenwulpen op het nachtkastje. Onder het bed stonden pantoffels, soms lagen er halters en een een enkele keer lag er een catalogus met artikelen die je kon bestellen, waarvan ik werkelijk geen idee had wat je er mee zou moeten doen.
De verscheidenheid aan klokken en wekkers in slaapkamers was groot. In sommige slaapkamers stond op ieder nachtkastje een eigen wekker, een reiswekkertje dat je kon uitklappen tot een soort driehoekje en in andere slaapkamers stond een opdringerig tikkende wekker met wijzers met groene uiteinden die licht gaven als de lampen uit waren.
Mooi vond ik de oranje ronde wekker met vier witte cijfers op zwarte lamellen. De lamellen zagen er een beetje uit als rolodexjes en de cijfers klapten in het midden om. Al voor de minuut om was, begon de klok aanstalten te maken om het bovenste gedeelte van het rechtercijfer om te klappen. Gefascineerd lag ik naar de wekker te kijken.
Krrrrrrr klik 22:21.
Krrrrrrr klik 22:22. Dat was het mooiste tijdstip, daar keek ik naar uit, al was de allermooiste overgang krrrrrrrr krrrrrrr rrrrrr klik klik klik klik naar 00:00.
Het begin van een nieuwe dag, in een vreemd bed. Maar meestal sliep ik dan al.

Mijn iPhone piepte dat het zeven uur was. Tijd om mijn pillen in te nemen.
En tijd om een beetje slaapdronken terug te keren naar het grote-mensen-feest.

donderdag 10 mei 2012

Brug

Vandaag lag ik te mediteren en probeerde mijn hoofd te legen. De pijn weg te denken.
Het kostte moeite. Flarden van mijn leven bleven door mijn hoofd schieten. Ik associeerde steeds verder weg van mijn mantra.
Een zwarte hond in het zuiden van Spanje die altijd vrolijk stond te kwispelen als wij de camping weer op kwamen.
Mijn Ierse setter Misty die tennisballen opspoorde die ik voor hem verstopte.
Verse sinaasappels eten in de zon tijdens een wandeling op de pico de Urbion.
Churros eten bij het krakkemikkige kraampje in het schilderachtige witte dorpje in Andalucië.
Keihard No One Knows draaien in ons busje terwijl we tussen de dorre velden met olijfbomen doorrijden.
Het brede strand op Famara waar niemand was en we ongestoord in de duinen konden liggen. Zout en zand. Wind.
De brug naar het KNSM-eiland.

Voor we onze eigen oefenruimte hadden, hebben we jarenlang met ons bandje gerepeteerd in een oefenruimtecomplex. Zo’n plek waar je in blokken van 3 uur een ruimte met spullen huurt.
Het was op het KNSM-eiland, een heel eind fietsen vanaf ons huis. Met een basgitaar op mijn rug, tassen vol teksten en akkoordenschema’s, effecten en snoeren op de fiets door de stad en dan de brug over naar het KNSM-eiland. Het waaide altijd hard op die brug en meestal regende het ook nog.
Honderd keer, tweehonderd keer, ik heb zo vaak over die brug gefietst op weg naar of terug van een repetitie.

Ik probeerde me weer te concentreren op mijn mantra.
Maar daar was de brug weer.
Ik werd zo verdrietig van de gedachte aan die brug.
Al die keren dat ik over die brug heb geploeterd, moe van de zware bepakking, tegenwind, kou.

Ik probeerde te focussen op mijn mantra; ik zei het luider, probeerde me groot te houden maar ik liet me niet voor de gek houden: de woorden werden onduidelijker, zachter, gesmoord door snikken.
De brug naar het KNSM-eiland. Was het allemaal zinloos?






zondag 6 mei 2012

Statistieken



Pijn II

Tot mijn grote schrik kom ik steeds maar verontrustende eindscenario’s tegen zoals cachexie. Uitgemergeld aan je eind komen.
Ik vroeg aan mijn oncoloog of uithongeren de zekere weg is die mij te wachten staat. Ik word een beetje nerveus van al die vragen waar niemand me een antwoord op kan geven, laat staan een geruststellend antwoord. Maar soms moet ik het toch vragen. Hoe lang, hoe vaak, hoe erg.
Natuurlijk antwoordde hij dat niets zeker is, maar dat het bij pancreaskanker wel een denkbaar scenario is.
Ik zei dat ik zo op zie tegen het einde.
Hij vroeg waar ik precies bang voor ben. Ik dacht er even over na, maar omdat ik bang was om in huilen uit te barsten en omdat ik niets beters kon verzinnen, zei ik: ‘Pijn’.
Het hielp ook dat het heel concreet was, omdat ik pijn voel in mijn buik. Nog steeds, al dagen. Vervolgens ging ik alsnog zitten huilen.

Qua fysieke pijn kon hij me geruststellen met het vooruitzicht van een goed pijnteam, een pijnpoli, een heuse hoogleraar pijn, morfine-achtige medicatie en blokkades van de plexus; pijn was iets waar ik me misschien niet al te druk over moet maken. Nu.

Maar mijn angst is veel meer omvattend dan pijn, zeker dan alleen fysieke pijn.
Ik ben er bang voor om met grote angstige ogen in bed te liggen, te slap en te moe om iets te kunnen doen of zeggen. Broodmager, terwijl iedereen eet en ik geen hap meer door mijn keel krijg. Ik ben bang om gevangen te zitten in een lijf dat niet meer wil. Ik ben bang om mijn levenslust te verliezen, bang om steeds meer te slapen, moe te zijn, weg te drijven, af te haken. Bang voor slangetjes in mijn lijf, bang voor slapen in mijn eentje.
Bang om misselijk te zijn, bang om toch pijn te hebben, bang om geen pijn te hebben want dan ben ik misschien al half aan het doodgaan, bang om van alles te missen in de rest van het huis als ik in bed lig, bang om gek van verdriet te worden dat de wereld gewoon doordraait en alles gewoon verder gaat en dat ik er niet meer aan kan deelnemen. Bang dat mijn hart breekt als ik de kinderen in de andere kamer hoor en ze mij niet horen als ik roep.
Bang dat ik chagrijnig word van pijn en ellende en alleen nog maar onaardig doe tegen iedereen en dat niemand me dan meer lief vindt
Bang dat ik dat niet kan, terminaal ziek zijn. Bang dat ik dan heel hard wil gillen en schreeuwen, en schoppen en krabben maar er de kracht niet voor heb.
Gewoon zo bang dat het pijn doet.

Dat bedoelde ik eigenlijk met ‘pijn’.



donderdag 3 mei 2012

Old fashioned

Groeten uit Meerle

Vader

Klaas en ik waren op Bonaire op bezoek bij mijn ouders. Valentijn lag in zijn reiswiegje en wij zaten braaf op de bank, in de frisse en toch benauwde woonkamer. De ramen mochten nergens open, want dat zou het luchtklimaat in huis verstoren. Ik zei maar niet dat we in onze slaapkamer het raam wel open hadden staan af en toe, omdat ik de geur van warme zonnige, zeelucht juist zo fijn vind, en verreweg prefereer boven koele, smakeloze aircolucht.

Mijn vader zat moe in zijn fauteuil. Het was een soort troon, die fauteuil. Volstrekt ondenkbaar dat iemand anders daarin zou plaatsnemen. En zoals gezegd, wij zaten dus braaf op de bank.
Hij zuchtte lusteloos.
Hij vond het wel mooi geweest, zei hij.
Wat bedoelde hij? Moesten we naar bed? Had hij genoeg van ons gezelschap? Wilde hij zelf slapen? Begon het gezoem van de airco hem ook te irriteren?
Maar nee, hij bedoelde in het algemeen. Het leven. Hij vond het wel mooi geweest, zijn leven. Hij had geen wensen meer, hij had alles gedaan wat hij wilde.

Een van de moeilijkste dingen in het leven is, vind ik, om te accepteren dat andere mensen andere wensen, principes of motieven hebben. Ik doe mijn best iedereen te begrijpen en andermans ideeën te respecteren, ook als die lijnrecht tegenover de mijne staan. Ik vind het bijvoorbeeld maar ingewikkeld gedoe dat mensen die principieel tegen trouwen zijn, wel bij de notaris samenleefcontracten laten opstellen, de voogdijschap regelen en inboedellijsten maken, terwijl dat nu in mijn ogen juist zo handig is van een ouderwets huwelijk. En dat kun je ook heel goed klein en bescheiden doen, weet ik uit ervaring, en dan heb je alles in een keer geregeld. Maar dat zeg ik dan weer niet, omdat ik vind dat mensen het op hun manier moeten doen en dat ik me daar niet druk over moet maken.

Of  mensen die de appels schillen als ze appelmoes maken. Zelf haal ik ternauwernood de klokhuizen er uit, omdat ik denk dat de schil minstens zo smakelijk is, en ik mijn appels ook niet schil als ik ze uit de hand eet. Als je de boel pureert, klaagt er niemand over schillen.
Maar ik zwijg wijselijk, omdat ik niet als een bekrompen appelmoesmaker wil overkomen.

Maar dat het wel mooi is geweest met het leven als je net vijftig bent, dat ontstijgt appels en samenleefcontracten, en ik probeerde iets verontwaardigds te zeggen en tegelijkertijd respect te tonen voor deze volslagen onbegrijpelijke, belachelijke en in mijn ogen bijna misdadige uitspraak. Dat viel niet mee, en ik kwam eerlijk gezegd niet verder dan mijn mond openen, weer sluiten, nog een keer openen en weer sluiten, wat behalve een minieme verandering in de luchtcirculatie niets opleverde.
Klaas vroeg of er dan geen dingen meer waren die hij wilde doen, plaatsen die hij wilde zien.
Nee, die waren er niet. Hij had gedaan wat hij wilde. Hij had geld verdiend, hij had gereisd, hij woonde op een zonnig eiland. Hij was klaar.
Ik werd plaatsvervangend ongelukkig van die gedachte.

Valentijn wilde drinken en ik legde hem aan de borst.
Ik dacht aan alle dingen die ik zelf nog wilde doen, die ik nog móest doen. Ik dacht aan de tijd die vloog, terwijl ik toen nog zeeën van tijd leek te hebben. Ik keek naar Valentijn die gulzig dronk. Ik keek naar mijn vader die moe in zijn fauteuil zat.

Vandaag zou hij 65 zijn geworden.